Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2443

Datum uitspraak2004-01-19
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305893/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 december 2002 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2002, vastgesteld het bestemmingsplan “Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) Veldhoven (Heemweg (ged.), Bossebaan, Zonderwijk en ’t Look)”.


Uitspraak

200305893/2. Datum uitspraak: 19 januari 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats], 3. de werkgroep Begijnstraat, gevestigd te Veldhoven, 4. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 december 2002 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2002, vastgesteld het bestemmingsplan “Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) Veldhoven (Heemweg (ged.), Bossebaan, Zonderwijk en ’t Look)”. Verweerder heeft bij zijn besluit van 8 juli 2003, kenmerk 887000/926230, beslist over de goedkeuring van het bestemmingplan. Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 bij brief van 1 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2003, verzoekers sub 2 bij brief van 4 september 2003, dezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, verzoekster sub 3 bij brief van 1 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2003, en verzoekers sub 4 bij brief van 7 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2003, beroep ingesteld. Verzoekers sub 1 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 10 september 2003. Verzoekers sub 2 hebben hun beroep aangevuld bij brieven van 3 oktober 2003 en 7 oktober 2003. Bij brief van 1 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2003, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 4 september 2003, dezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 9 september 2003, dezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, heeft verzoekster sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 7 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2003, hebben verzoekers sub 4 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 december 2003, waar verzoekers sub 1 en sub 4 in persoon, verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door ing. H.J. Brunt, gemachtigde, verzoekster sub 3, vertegenwoordigd door ing. J.C.P.M. de Bonth, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen, ambtenaar bij de provincie zijn verschenen. Tevens is gehoord de gemeenteraad van Veldhoven, vertegenwoordigd door mr. E.D.M. Knegt, advocate te Breda. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Verzoekers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit waarbij de bestemming “Verkeersdoeleinden” voor (globaal) de Heemweg, de Bossebaan, de Sterrelaan, de Oortlaan, de Sondervick, De Zilversmid en de Nijverheidslaan, grotendeels is goedgekeurd. Zij betogen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen, nu hij maar gedeeltelijk aan hun bedenkingen tegemoet is gekomen. 2.3. Naar aanleiding van de opmerking van de gemeenteraad ter zitting dat het in het verzoek van verzoekers sub 4 aangevoerde bezwaar omtrent de verkeersveiligheid ter hoogte van De Zilversmid niet te herleiden is tot hun zienswijze, overweegt de Voorzitter dat verzoekers sub 4 in hun zienswijze en in hun bedenkingen opkomen tegen het plandeel met de bestemming “Verkeersdoeleinden”. Hun bezwaar omtrent de verkeersveiligheid binnen dit plandeel ter hoogte van De Zilversmid vindt derhalve daarin een grondslag. 2.4. Ingevolge artikel 3.1 van de voorschriften zijn gronden op de plankaart aangewezen als “Verkeersdoeleinden” bestemd voor: - wegen, voet- en fietspaden; - openbaarvervoerbanen ten behoeve van het openbaarvervoer en het hoogwaardig openbaarvervoer; - voorzieningen ten behoeve van het openbaarvervoer en het hoogwaardig openbaarvervoer; - parkeervoorzieningen; - geluidwerende voorzieningen; - groenvoorzieningen; - nutsvoorzieningen; een en ander met de daarbij behorende voorzieningen. Naar aanleiding van de bedenkingen van onder meer verzoekers heeft verweerder geconstateerd dat het plan slechts één bestemming, namelijk “Verkeersdoeleinden”, kent en dat daarin de totale inrichting van het HOV-tracé, inclusief bijbehorende bermen, beoogd is te regelen. Voorts heeft hij overwogen dat noch de plankaart noch de voorschriften een juridisch bindend dwarsprofiel bevat en dat het ontbreken daarvan voor omwonenden rechtsonzekerheid tot gevolg kan hebben. Volgens verweerder kan dit leiden tot een inrichting van het HOV-tracé die onvoldoende rekening houdt met de belangen van die omwonenden of met de verkeersveiligheid. Hij acht dit onaanvaardbaar en heeft onder gedeeltelijke gegrondverklaring van de bedenkingen goedkeuring onthouden aan het tweede gedachtestreepje van artikel 3.1 van de voorschriften. Omdat het college van burgemeester en wethouders nadere informatie heeft verschaft over de keuze van de inrichting van het HOV-tracé en verweerder van mening is dat bij die gekozen inrichting in voldoende mate rekening is gehouden met de belangen van de omwonenden en met de verkeersveiligheid, heeft hij deze onthouding van goedkeuring beperkt tot de op een door hem bij het bestreden besluit gevoegde en gewaarmerkte kaart met blauwe lijnen aangegeven plandelen. Voor het overige heeft verweerder het plan goedgekeurd. Ter zitting heeft verweerder verklaard uitdrukkelijk oog te hebben gehad voor het feit dat de gemeenteraad een globale bestemming heeft vastgesteld en om die reden zijn onthouding van goedkeuring beperkt heeft tot die gronden die buiten het geplande HOV-tracé vallen. 2.5. De Voorzitter overweegt dat het in beginsel tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad behoort de mate van gedetailleerdheid van een bestemmingsplan te bepalen en dat het systeem van de Wet op de Ruimtelijke Ordening meebrengt dat in een plan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. De aanvaardbaarheid van een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid, dient aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld. Verweerder heeft geconstateerd dat de bestemming “Verkeersdoeleinden” is vastgesteld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Naar het oordeel van de Voorzitter had hij dan zijn daarmee samenhangende onthouding van goedkeuring niet kunnen en ook niet mogen beperken tot de gronden die blijkens nadere informatie van het college van burgemeester en wethouders buiten het geplande HOV-tracé vallen. Immers juist op de gronden waarvoor de onthouding van goedkeuring aan het tweede gedachtestreepje van artikel 3.1 van de voorschriften niet geldt, komt het HOV-tracé te liggen en voor die gronden ontbreekt – naar hij ter zitting heeft erkend – het door verweerder noodzakelijk geachte juridisch bindende dwarsprofiel. De Voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerder ook die gronden in zijn onthouding van goedkeuring had moeten betrekken. Bovendien kan ingevolge artikel 10:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een besluit alleen dan gedeeltelijk worden goedgekeurd, indien gedeeltelijke inwerkingtreding strookt met de aard en de inhoud van het besluit. Door het plan voor het overige wel goed te keuren, terwijl dat plan juist bedoeld is om (de aanleg van) een HOV-tracé mogelijk te maken, is de Voorzitter tevens van oordeel dat verweerder eveneens gehandeld heeft in strijd met artikel 10:29, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop ziet de Voorzitter teneinde onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.6. Verweerder dient op hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 8 juli 2003, kenmerk 887000/926230, voorzover het betreft de verlening van goedkeuring aan het bestemmingsplan “Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) Veldhoven (Heemweg (ged.), Bossebaan, Zonderwijk en ’t Look)”; II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door verzoekers sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 afzonderlijk in verband met de behandeling van hun verzoeken gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 129,56; de bedragen dienen door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan verzoekers; III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers sub 1, sub 2 en sub 4 afzonderlijk het door hen voor de behandeling van hun verzoeken betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt en aan verzoekster sub 3 het door haar voor de behandeling van haar verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat. w.g. Cleton w.g. Van der Heijde Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2004 349.